2014 - 2016
Stadspark Kerkrade
2014 - 2016
Stadspark Kerkrade
Het stadspark in Kerkrade is aan het begin van de 20ste eeuw aangelegd in een klassieke Engelse landschapsstijl. Er zijn slingerende paden, waterpartijen, boomgroepen en een hertenweide. Een voormalige vuilstort op de locatie zorgt voor een flink hoogteverschil. Het Stadspark is een groene schakel tussen het centrum, de Gaiazoo, kasteel Erenstein en het omringende landschap. Door verschillende toevoegingen en vernieuwingen is het park in de loop der tijd verrommeld. Bureau B+B kreeg de opdracht om er weer een aantrekkelijk geheel van te maken.
Kerkrade
Gemeente Kerkrade
7,5 ha
Op de locatie van het Stadspark stroomde vroeger de Nierspringbeek. Door de vuilstort is deze beek ondergronds geraakt. Nu stroomt het water weer zichtbaar door het park. Op het hoogste punt van het park ontspringt een ‘bron’; een fontein in een glooiend bassin met stapstenen. Vanuit de ‘bron’ stroomt het water in een goot van kasseien door het park heuvelafwaarts, over de terrassen van de stijlrand. Hoe verder de beek het park instroomt, hoe natuurlijker de waterloop. De beek mondt uit in een vijver op het laagste punt van het park. De beek is een verbindend element en een spelaanleiding. Tegelijkertijd reguleert het de afwatering van de omringende wijken. Bij hevige regen verandert de beek in een woeste stroom.
Bureau B+B trof een opgeknipt stadspark aan in Kerkrade. Aan de ene kant blokkeerde de hertenweide de ruimtelijke eenheid, aan de andere kant een steile rand. De hertenweide krijgt een nieuwe plek en de stijlrand is getransformeerd van een obstakel naar een verblijfsplek. Natuurstenen randen creëren terrassen als een amfitheater. De dichte begroeiing is hier geopend, voor een doorzicht van hoog naar laag. Een nieuwe padenstructuur zorgt voor fysieke verbindingen. De entrees zijn duidelijker gemarkeerd, zodat het park een vanzelfsprekende route wordt tussen het centrum, de omliggende wijken en het landschap.
De grond van de voormalige vuilstort is vervuild. Toen de vuilstort nog in gebruik was, werd het vuilnis steeds afgedekt met een laag grond voordat de volgende laag werd gestort. De bodem bestaat daarom voor 50% uit vuil en 50% grond. Hierdoor is de grond net schoon genoeg om niet gesaneerd te hoeven worden, maar wel te vies om af te graven. Het reliëf kon daarom alleen aangepast worden door ophoging. Het was een uitdaging om op deze manier aantrekkelijke glooiingen te creëren en tegelijkertijd zo veel mogelijk bomen te sparen.